Lopen door het bos
Over vochtige paden
tussen gebogen bomen
en neerbuigende struiken
waar nu nog maar
zo weinig licht komt
en de dagen snel korten
ritselen de bladeren
speels met mij mee
zijn rood geel en bruin
de koningen in het palet
huilt de natuur
met de druppels
van de laatste bui
ben ik blij dat
ik hier wonen mag
op de Veluwse natuur
Toen: 28 oktober 1944
Zomaar opgepakt en weggevoerd
met 588 anderen,onschuldig
en totaal onwetend over
de toekomst,die hen wacht.
Betonnen palen met prikkeldraad,
grauwe, troosteloze barakken,
steeds maar weer wachten en zwoegen,
uitputting met de dood in zicht.
Zover van huis en geliefden
de duistere nacht steeds langer,
de droefheid groter, de kracht weggezogen,
ja, zelfs uit het sterkste lijf.
Zo sterft in Husum Peter J. van den Brink,
als eerste van de velen uit Putten,
die helaas nog zouden volgen,
eenzaam op de vreemde grond.
Ontvlucht hij de dood, het verderf,
lijkt de Hemel ver weg, maar is zo dichtbij,
‘want welzalig hij, die al zijn kracht
en hulp alleen van U verwacht’ (Ps.84: 3)
Heel mooie verzen in breekbaarheid en gevoeligheid. Een voor een raken ze mij diep aan.
Hartelijk dank voor je reactie
Beste Catherine,
Fijn dat je de gedichten ervaart, zoals ik ze ook bedoel.
Misschien ook eens leuk om bij de Waddengedichten te kijken.
HG